Fitheid op drie fronten
De drie fronten zijn:
Voor alle drie geldt het parool “use it or loose it”. Als je ze niet oefent, kwijnen ze weg.
Dat betekent: actief blijven en zelfs oefenen op al die fronten.
De regels zijn, in dit stadium van de ziekte, niet anders dan die voor de bevolking in het algemeen: een minimum van 30 minuten uitgesproken lichaamsbeweging 3 dagen per week. De invulling kan op velerlei wijzen gebeuren: stappen, zwemmen, fietsen, dansen, tennissen... En …. zorg voor begeleiding.
Dansen verdient een extra vermelding. Het blijkt in de praktijk een bijzonder heilzame bezigheid te zijn. Men vangt inderdaad in één klap het fysieke, het mentale en het emotionele.
Wat ook een beetje alles combineert, zijn gewone dagdagelijkse bezigheden zoals werken in de keuken of de tuin. Dus dit zo lang mogelijk laten uitvoeren, maar je mag echter geen te hoge verwachtingen koesteren en helemaal geen eisen stellen. Het is de activiteit die telt, niet het resultaat.
En … ‘pluk de dag ‘ geniet van alles wat nog wel kan ( ook wanneer je dementie hebt).
Maar … je laat een persoon met dementie geen dingen doen die net iets te veel van het geheugen vergen, zoals gaan winkelen zonder een briefje. Je blijft ook niet aandringen, als je niet meteen het antwoord krijgt op een vraag. Je gaat hem/haar niet willen “bijwerken”, zoals je met een kind zou doen dat problemen heeft op school want dat wordt als zeer vernederend ervaren.
Op verstandelijk vlak is de waaier aan mogelijkheden misschien nog groter: radio, krant, TV, gesprek, lectuur, kaartspel, ... Hier is het ook belangrijk dat je de persoon met dementie niet echt wil verbeteren.
Je gaat geen “opdrachten” geven die te hoog gegrepen zijn want dat doet pijn en werkt ontmoedigend, deprimerend zelfs. Zo zal bijvoorbeeld een partijtje schaak meestal misplaatst zijn. Een eenvoudig kaartspel daarentegen, dat meer op toeval dan op redeneren en onthouden gebaseerd is, zal het uitstekend doen.
Terug naar menu
De drie fronten zijn:
- het fysieke of lichamelijke,
- het mentale of verstandelijke en
- het emotionele of gevoelsmatige.
Voor alle drie geldt het parool “use it or loose it”. Als je ze niet oefent, kwijnen ze weg.
Dat betekent: actief blijven en zelfs oefenen op al die fronten.
De regels zijn, in dit stadium van de ziekte, niet anders dan die voor de bevolking in het algemeen: een minimum van 30 minuten uitgesproken lichaamsbeweging 3 dagen per week. De invulling kan op velerlei wijzen gebeuren: stappen, zwemmen, fietsen, dansen, tennissen... En …. zorg voor begeleiding.
Dansen verdient een extra vermelding. Het blijkt in de praktijk een bijzonder heilzame bezigheid te zijn. Men vangt inderdaad in één klap het fysieke, het mentale en het emotionele.
Wat ook een beetje alles combineert, zijn gewone dagdagelijkse bezigheden zoals werken in de keuken of de tuin. Dus dit zo lang mogelijk laten uitvoeren, maar je mag echter geen te hoge verwachtingen koesteren en helemaal geen eisen stellen. Het is de activiteit die telt, niet het resultaat.
En … ‘pluk de dag ‘ geniet van alles wat nog wel kan ( ook wanneer je dementie hebt).
Maar … je laat een persoon met dementie geen dingen doen die net iets te veel van het geheugen vergen, zoals gaan winkelen zonder een briefje. Je blijft ook niet aandringen, als je niet meteen het antwoord krijgt op een vraag. Je gaat hem/haar niet willen “bijwerken”, zoals je met een kind zou doen dat problemen heeft op school want dat wordt als zeer vernederend ervaren.
Op verstandelijk vlak is de waaier aan mogelijkheden misschien nog groter: radio, krant, TV, gesprek, lectuur, kaartspel, ... Hier is het ook belangrijk dat je de persoon met dementie niet echt wil verbeteren.
Je gaat geen “opdrachten” geven die te hoog gegrepen zijn want dat doet pijn en werkt ontmoedigend, deprimerend zelfs. Zo zal bijvoorbeeld een partijtje schaak meestal misplaatst zijn. Een eenvoudig kaartspel daarentegen, dat meer op toeval dan op redeneren en onthouden gebaseerd is, zal het uitstekend doen.
Terug naar menu