Een persoon met dementie is een persoon met gevoelens.
In tegenstelling tot het geheugen blijft het gevoelsleven van de persoon met dementie vrij lang intact. Gevoelens van boosheid en verdriet krijgen bij beginnende dementie wel eens de bovenhand omdat de persoon ervaart dat hij langzaam zijn greep op de werkelijkheid verliest.
Als persoon met dementie zit men, zeker in het begin, met gevoelens van onmacht, angst en wanhoop en dat werkt men dikwijls uit op de onmiddellijke omgeving. Indien je daar dan boos op reageert, zijn de spanningen en conflicten niet uit de lucht.
Er ontstaat bij de persoon met dementie vooral onzekerheid en angst. Men vecht om zijn zelfwaarde maar in dat gevecht voelt men zich echter meer en meer de verliezer en dat leidt tot … agressie, depressie, berusting...
Vervolgens ziet men hoeveel last men op de partner of op zijn omgeving legt en dat leidt dan weer tot schuldgevoelens. Tenslotte groeit de vrees en komt stilaan het besef dat men de controle zal verliezen over het eigen denken, praten en handelen... Geef toe, je zou voor minder psychisch ontredderd raken.
Je moet de persoon met dementie niet wijzen op zijn fouten. Uitspraken die best vermeden worden zijn bijvoorbeeld: “ik heb het je al zo dikwijls gezegd, dit is al de derde keer dat je het vraagt, je moet beter opletten als je dit of dat... “ Personen met dementie vertellen dat zoiets erg pijn doet, omdat het hen als het ware te kijk zet met de handicap waartegen ze zo hard aan het vechten zijn. In de plaats daarvan blijf je geduldig herhalen en help je de persoon met dementie zich te redden uit vervelende situaties: in gezelschap bijvoorbeeld gauw zelf het antwoord formuleren op een vraag die iets te moeilijk blijkt, in de winkel discreet bijspringen in het kiezen en betalen...
Later, als de persoon met dementie veel in een andere wereld lijkt te vertoeven, ben je geneigd om hem of haar terug bij de realiteit te brengen. Dat is verloren moeite en het werkt irriterend. Je probeert beter in zijn of haar wereld binnen te treden en van daaruit in te spelen op de gevoelens. Een moeder die ‘s nachts dringend eten wil gaan kopen omdat ze niets in huis heeft tegen dat haar kinderen thuiskomen, is vooral gespannen omdat ze zich voelt tekortschieten. Het helpt niet, als je haar wil doen inzien dat het nacht is en dat er geen kinderen op komst zijn. Het helpt wel als je bijvoorbeeld belooft in haar plaats te gaan winkelen en haar verzekert dat alles er op tijd en stond zal zijn.
En je respecteert de “façade”. Als de zoveelste vergissing toegeschreven wordt aan de slechte ogen, dan doe je geen moeite om dat te “ontmaskeren”. Tijdens een gesprek met een persoon met dementie blijkt vaak dat hij een aantal dingen niet meer juist weet of dat hij een deel van het verhaal verzonnen heeft. Een ‘welles-nietes’-discussie heeft geen zin want dit geeft alleen maar onnodige spanningen voor beiden.
Door dat alles heen probeer je een gevoel van veiligheid en geborgenheid te geven. Je hoeft daarvoor niet noodzakelijk een gesprek te voeren. Een dochter die bij haar totaal dement geworden moeder gewoon wat zit te lezen of te breien betekent op dat ogenblik zeer veel. Wat telt is de nabijheid.
Verdere familieleden, vrienden en kennissen zijn soms bevreesd om een persoon met dementie te gaan opzoeken of denken dat ze er niets kunnen gaan doen, bijvoorbeeld omdat ze niet eens herkend zullen worden. Welnu, aan dement worden zit niets angstaanjagends vast en voor een persoon met dementie is de aanwezigheid, zeg maar nabijheid van vroegere bekenden ontzettend waardevol.
Je wuift de angst, de wanhoop, de ontreddering niet weg. In geval van onrust neem je de persoon met dementie letterlijk bij de hand. Je probeert ook zelf geen ongeduld of nervositeit te tonen. En verder vallen hier weinig regels te formuleren.
Het is een glimlach, een plezierig woord, een knuffel… Terug naar menu
In tegenstelling tot het geheugen blijft het gevoelsleven van de persoon met dementie vrij lang intact. Gevoelens van boosheid en verdriet krijgen bij beginnende dementie wel eens de bovenhand omdat de persoon ervaart dat hij langzaam zijn greep op de werkelijkheid verliest.
Als persoon met dementie zit men, zeker in het begin, met gevoelens van onmacht, angst en wanhoop en dat werkt men dikwijls uit op de onmiddellijke omgeving. Indien je daar dan boos op reageert, zijn de spanningen en conflicten niet uit de lucht.
Er ontstaat bij de persoon met dementie vooral onzekerheid en angst. Men vecht om zijn zelfwaarde maar in dat gevecht voelt men zich echter meer en meer de verliezer en dat leidt tot … agressie, depressie, berusting...
Vervolgens ziet men hoeveel last men op de partner of op zijn omgeving legt en dat leidt dan weer tot schuldgevoelens. Tenslotte groeit de vrees en komt stilaan het besef dat men de controle zal verliezen over het eigen denken, praten en handelen... Geef toe, je zou voor minder psychisch ontredderd raken.
Je moet de persoon met dementie niet wijzen op zijn fouten. Uitspraken die best vermeden worden zijn bijvoorbeeld: “ik heb het je al zo dikwijls gezegd, dit is al de derde keer dat je het vraagt, je moet beter opletten als je dit of dat... “ Personen met dementie vertellen dat zoiets erg pijn doet, omdat het hen als het ware te kijk zet met de handicap waartegen ze zo hard aan het vechten zijn. In de plaats daarvan blijf je geduldig herhalen en help je de persoon met dementie zich te redden uit vervelende situaties: in gezelschap bijvoorbeeld gauw zelf het antwoord formuleren op een vraag die iets te moeilijk blijkt, in de winkel discreet bijspringen in het kiezen en betalen...
Later, als de persoon met dementie veel in een andere wereld lijkt te vertoeven, ben je geneigd om hem of haar terug bij de realiteit te brengen. Dat is verloren moeite en het werkt irriterend. Je probeert beter in zijn of haar wereld binnen te treden en van daaruit in te spelen op de gevoelens. Een moeder die ‘s nachts dringend eten wil gaan kopen omdat ze niets in huis heeft tegen dat haar kinderen thuiskomen, is vooral gespannen omdat ze zich voelt tekortschieten. Het helpt niet, als je haar wil doen inzien dat het nacht is en dat er geen kinderen op komst zijn. Het helpt wel als je bijvoorbeeld belooft in haar plaats te gaan winkelen en haar verzekert dat alles er op tijd en stond zal zijn.
En je respecteert de “façade”. Als de zoveelste vergissing toegeschreven wordt aan de slechte ogen, dan doe je geen moeite om dat te “ontmaskeren”. Tijdens een gesprek met een persoon met dementie blijkt vaak dat hij een aantal dingen niet meer juist weet of dat hij een deel van het verhaal verzonnen heeft. Een ‘welles-nietes’-discussie heeft geen zin want dit geeft alleen maar onnodige spanningen voor beiden.
Door dat alles heen probeer je een gevoel van veiligheid en geborgenheid te geven. Je hoeft daarvoor niet noodzakelijk een gesprek te voeren. Een dochter die bij haar totaal dement geworden moeder gewoon wat zit te lezen of te breien betekent op dat ogenblik zeer veel. Wat telt is de nabijheid.
Verdere familieleden, vrienden en kennissen zijn soms bevreesd om een persoon met dementie te gaan opzoeken of denken dat ze er niets kunnen gaan doen, bijvoorbeeld omdat ze niet eens herkend zullen worden. Welnu, aan dement worden zit niets angstaanjagends vast en voor een persoon met dementie is de aanwezigheid, zeg maar nabijheid van vroegere bekenden ontzettend waardevol.
Je wuift de angst, de wanhoop, de ontreddering niet weg. In geval van onrust neem je de persoon met dementie letterlijk bij de hand. Je probeert ook zelf geen ongeduld of nervositeit te tonen. En verder vallen hier weinig regels te formuleren.
Het is een glimlach, een plezierig woord, een knuffel… Terug naar menu