
Omgaan met matige dementie
Onthouden kan men steeds minder. Het zwaarst getroffen is, zoals ten overvloede gezegd, het korte-termijngeheugen dat je nodig hebt om in te spelen op het "hier en nu". In deze fase begint men als persoon met dementie dan ook steeds vaker belevenissen, gedachten en gevoelens van nu vast te knopen aan belevenissen, gedachten en gevoelens van vroeger.
Samen met het geheugen vermindert de taalvaardigheid. De woordenschat wordt armer, de zinnen worden korter en soms krimpen de woorden zelfs in tot bijvoorbeeld maar één lettergreep, zoals de prille peutertaal. Men kan zich dus minder goed uitdrukken met woorden. Maar omgekeerd kan men ook minder goed woorden begrijpen. De mantelzorger zal om iets uit te leggen méér nodig hebben dan woorden.
De 10 geboden van communicatie met een persoon met dementie
Ga dicht bij de persoon
Spreek traag en duidelijk
Zeg zijn naam
Gebruik eenvoudige, concrete woorden en korte zinnen
Raak zijn lichaam aan
Benadruk uw woorden met gebaren en aanrakingen
Ga voor hem staan op gelijke hoogte
Deel niet meer dan één boodschap per keer mee
Maak oogcontact
Gebruik affirmatieve uitspraken en houdingen
Een mogelijk bijkomend probleem is de dwaalzucht: veel rondlopen, uiteraard met het risico te verdwalen. De eerste en belangrijkste regel is en blijft dezelfde : proberen te achterhalen wat er in het binnenste gebeurt, want daar vind je de aanzet tot het dolen. Heel dikwijls zal het neerkomen op: ik wil thuis zijn, ik wil naar huis (ik zoek veiligheid). En dat vaak terwijl men thuis ís. Dit betekent dan evenwel dat de huidige omgeving geen thuisgevoel (meer) geeft en mogelijk zelfs enigszins beangstigend werkt. Daarom dien je op dat moment zelf geruststellend te praten en te handelen. Mogelijk kan je dan weer proberen het huis méér "thuis" te laten zijn: foto's van vroeger ophangen, geliefde muziek opzetten...
Terug naar menu