
Wat zijn de symptomen ?
https://www.devoorzorg.be/SiteCollectionDocuments/Brochure-publicatie/304/Wegwijs_in_dementie-304.pdf
1. Geheugenstoornissen
Geheugenstoornissen vormen het meest opvallende symptoom als we denken aan dementie. In een vroeger stadium van dementie onthoudt de persoon steeds moeilijker nieuwe informatie. Ook vergeet hij recente gebeurtenissen, bijvoorbeeld wie zonet op bezoek is geweest. Zo kan iemand met dementie verschillende keren per dag naar de winkel gaan om dezelfde boodschap te halen. Hij kan sneller de draad kwijtraken in een gesprek of belangrijke afspraken vergeten. Belangrijke gebeurtenissen met grote emotionele waarde blijven nog lange tijd in het geheugen opgeslagen. In een latere fase van dementie raakt echter ook het langetermijngeheugen verstoord, waardoor de persoon zich gebeurtenissen uit het verleden steeds minder kan herinneren.
De geheugenstoornissen kunnen verwardheid en desoriëntatie als gevolg hebben.
Verwardheid In een eerste stadium van de ziekte merk je als buitenstaander dat de persoon met dementie vaker dan voordien in eigenaardige situaties terechtkomt. Vaak wil de persoon dit niet toegeven. ‘Ik ben het sleuteltje van de brievenbus kwijtgeraakt’, ‘De computer begaf het plots!’ of ‘Er is een schram op de auto, ik weet niet hoe die daar is gekomen’. De persoon kan ook een factuur weggooien zonder te beseffen dat het een belangrijk document is.
In een later stadium kan de verwardheid tot situaties leiden die grotere gevolgen
kunnen hebben. Zo kan het gebeuren dat de persoon niet meer weet waarvoor een lepel aan tafel dient. Later, als de soep is opgediend, legt hij misschien wel de juiste link tussen de soep en de lepel.
Desoriëntatie in tijd en ruimte In de beginfase van de aandoening gaan feiten en aanknopingspunten verloren. De persoon met dementie weet bijvoorbeeld niet meer welke dag, welk jaar of welk seizoen het is. Hij kan ook vergeten of het ochtend of avond is. Dit kan tot nachtelijke onrust leiden. De verwardheid en de bijhorende onrust nemen vaak toe bij valavond. Het is dikwijls een breekpunt voor de omgeving als de persoon niet meer weet waar hij woont of waar het toilet zich bevindt.
Desoriëntatie tegenover personen uit de directe omgeving In een latere fase van dementie kan de persoon mensen uit zijn directe omgeving niet meer herkennen. In de praktijk is het vaak zo dat personen met dementie wel nog lang weten wie voor hen zorgt en bij wie ze zich veilig voelen. Dat komt omdat ze met die persoon positieve opeenvolgende momenten beleefden in een recent verleden
2. Taalstoornissen (afasie)
De persoon met dementie krijgt in het eerste stadium van de ziekte moeilijkheden om dingen te benoemen. Dit verschijnsel heet afasie. De persoon weet bijvoorbeeld nog waarvoor een bed dient, maar kan het bed niet meer benoemen.
In de beginfase kunnen de meeste mensen met dementie nog goede zinnen vormen. Ze hebben hier wel meer tijd voor nodig. In een verder gevorderd stadium gebruiken ze echter losse woorden of zelfs enkel nog klanken. In een laat stadium van dementie lukt het meestal niet meer om te begrijpen en te interpreteren wat anderen zeggen. In deze fase is het belangrijk om toch te blijven communiceren via de zintuigen (voelen, aanraken, proeven, ruiken, enz.). Ook een logopedist kan advies en oefeningen geven om zo goed mogelijk te communiceren.
3 Stoornis in het uitvoeren van handelingen (apraxie)
Apraxie is het verminderde vermogen om zelfstandig praktische en doelgerichte handelingen uit te voeren, bijvoorbeeld vlees snijden, eten, zich aan– en uitkleden, naar het toilet gaan, knopen dichtdoen, een mes of schaar gebruiken, enzovoort.
Apraxie kan zowel in een vroeger als in een later stadium van dementie voorkomen.
4 Stoornis in het herkennen van mensen en voorwerpen (agnosie)
Agnosie is een stoornis bij het herkennen van voorwerpen, geluiden, geuren, enzovoort. De persoon kan dan wel goed zien, horen, ruiken en voelen maar herkent niet datgene wat hij waarneemt. Hij kan bijvoorbeeld verbrande lucht ruiken maar de betekenis van die geur niet herkennen. Hij reageert dan ook niet gepast op het feit dat er brand is. Agnosie is typisch voor een vergevorderd stadium van dementie.
5 Stoornis in het vermogen om te plannen en complexe handelingen uit te voeren
Personen met dementie krijgen geleidelijk aan moeite om dingen te plannen, te organiseren en beslissingen te nemen. Hierdoor kunnen ze complexe handelingen niet langer uitvoeren. Het ochtendtoilet veronderstelt bijvoorbeeld een reeks handelingen die op elkaar moeten worden afgestemd. Dat is iets wat personen met dementie in een latere fase van de aandoening niet meer zelfstandig kunnen. Ten gevolge van deze stoornis kunnen mensen meer apathisch overkomen. Ze nemen minder initiatief omdat ze niet weten wat of hoe iets te doen. Ook kunnen ze minder flexibel denken en handelen waardoor ze soms sterk vasthouden aan bepaalde gewoontes.
6 Andere symptomen
Dementie kent ook een aantal andere symptomen:
https://www.devoorzorg.be/SiteCollectionDocuments/Brochure-publicatie/304/Wegwijs_in_dementie-304.pdf
1. Geheugenstoornissen
Geheugenstoornissen vormen het meest opvallende symptoom als we denken aan dementie. In een vroeger stadium van dementie onthoudt de persoon steeds moeilijker nieuwe informatie. Ook vergeet hij recente gebeurtenissen, bijvoorbeeld wie zonet op bezoek is geweest. Zo kan iemand met dementie verschillende keren per dag naar de winkel gaan om dezelfde boodschap te halen. Hij kan sneller de draad kwijtraken in een gesprek of belangrijke afspraken vergeten. Belangrijke gebeurtenissen met grote emotionele waarde blijven nog lange tijd in het geheugen opgeslagen. In een latere fase van dementie raakt echter ook het langetermijngeheugen verstoord, waardoor de persoon zich gebeurtenissen uit het verleden steeds minder kan herinneren.
De geheugenstoornissen kunnen verwardheid en desoriëntatie als gevolg hebben.
Verwardheid In een eerste stadium van de ziekte merk je als buitenstaander dat de persoon met dementie vaker dan voordien in eigenaardige situaties terechtkomt. Vaak wil de persoon dit niet toegeven. ‘Ik ben het sleuteltje van de brievenbus kwijtgeraakt’, ‘De computer begaf het plots!’ of ‘Er is een schram op de auto, ik weet niet hoe die daar is gekomen’. De persoon kan ook een factuur weggooien zonder te beseffen dat het een belangrijk document is.
In een later stadium kan de verwardheid tot situaties leiden die grotere gevolgen
kunnen hebben. Zo kan het gebeuren dat de persoon niet meer weet waarvoor een lepel aan tafel dient. Later, als de soep is opgediend, legt hij misschien wel de juiste link tussen de soep en de lepel.
Desoriëntatie in tijd en ruimte In de beginfase van de aandoening gaan feiten en aanknopingspunten verloren. De persoon met dementie weet bijvoorbeeld niet meer welke dag, welk jaar of welk seizoen het is. Hij kan ook vergeten of het ochtend of avond is. Dit kan tot nachtelijke onrust leiden. De verwardheid en de bijhorende onrust nemen vaak toe bij valavond. Het is dikwijls een breekpunt voor de omgeving als de persoon niet meer weet waar hij woont of waar het toilet zich bevindt.
Desoriëntatie tegenover personen uit de directe omgeving In een latere fase van dementie kan de persoon mensen uit zijn directe omgeving niet meer herkennen. In de praktijk is het vaak zo dat personen met dementie wel nog lang weten wie voor hen zorgt en bij wie ze zich veilig voelen. Dat komt omdat ze met die persoon positieve opeenvolgende momenten beleefden in een recent verleden
2. Taalstoornissen (afasie)
De persoon met dementie krijgt in het eerste stadium van de ziekte moeilijkheden om dingen te benoemen. Dit verschijnsel heet afasie. De persoon weet bijvoorbeeld nog waarvoor een bed dient, maar kan het bed niet meer benoemen.
In de beginfase kunnen de meeste mensen met dementie nog goede zinnen vormen. Ze hebben hier wel meer tijd voor nodig. In een verder gevorderd stadium gebruiken ze echter losse woorden of zelfs enkel nog klanken. In een laat stadium van dementie lukt het meestal niet meer om te begrijpen en te interpreteren wat anderen zeggen. In deze fase is het belangrijk om toch te blijven communiceren via de zintuigen (voelen, aanraken, proeven, ruiken, enz.). Ook een logopedist kan advies en oefeningen geven om zo goed mogelijk te communiceren.
3 Stoornis in het uitvoeren van handelingen (apraxie)
Apraxie is het verminderde vermogen om zelfstandig praktische en doelgerichte handelingen uit te voeren, bijvoorbeeld vlees snijden, eten, zich aan– en uitkleden, naar het toilet gaan, knopen dichtdoen, een mes of schaar gebruiken, enzovoort.
Apraxie kan zowel in een vroeger als in een later stadium van dementie voorkomen.
4 Stoornis in het herkennen van mensen en voorwerpen (agnosie)
Agnosie is een stoornis bij het herkennen van voorwerpen, geluiden, geuren, enzovoort. De persoon kan dan wel goed zien, horen, ruiken en voelen maar herkent niet datgene wat hij waarneemt. Hij kan bijvoorbeeld verbrande lucht ruiken maar de betekenis van die geur niet herkennen. Hij reageert dan ook niet gepast op het feit dat er brand is. Agnosie is typisch voor een vergevorderd stadium van dementie.
5 Stoornis in het vermogen om te plannen en complexe handelingen uit te voeren
Personen met dementie krijgen geleidelijk aan moeite om dingen te plannen, te organiseren en beslissingen te nemen. Hierdoor kunnen ze complexe handelingen niet langer uitvoeren. Het ochtendtoilet veronderstelt bijvoorbeeld een reeks handelingen die op elkaar moeten worden afgestemd. Dat is iets wat personen met dementie in een latere fase van de aandoening niet meer zelfstandig kunnen. Ten gevolge van deze stoornis kunnen mensen meer apathisch overkomen. Ze nemen minder initiatief omdat ze niet weten wat of hoe iets te doen. Ook kunnen ze minder flexibel denken en handelen waardoor ze soms sterk vasthouden aan bepaalde gewoontes.
6 Andere symptomen
Dementie kent ook een aantal andere symptomen:
- De persoon beeldt zich gebeurtenissen in : In een eerste fase van dementie kan het gebeuren dat de persoon gaten in zijn geheugen gaat opvullen met gebeurtenissen die hij zich inbeeldde. Hij kan bijvoorbeeld vertellen dat hij gisteren naar de cinema is geweest, terwijl dit helemaal niet het geval was. Ga hierover niet in discussie. Dat is te confronterend voor de persoon met dementie.
- Stemmingswisselingen: Wisselingen in de stemming en emotionele uitlatingen kunnen ook voorkomen. De persoon met dementie kan plots beginnen huilen en kort erna opnieuw vrolijk zijn.
- Gedragsveranderingen: Dementie kan iemands gedrag veranderen. De onderliggende ziekte kan bestaande karaktertrekken zelfs versterken.
- Veranderingen in de persoonlijkheid zijn ook niet uitgesloten. Mensen die vóór de ziekte eerder teruggetrokken waren, kunnen plots heel open worden. Bij sommigen verdwijnt het vermogen om in te schatten hoe anderen zich voelen. Hierdoor kunnen ze zich moeilijker in de situatie van anderen inleven
- Agressie, gevoelloosheid: Gevoelens van angst tijdens het ziekteproces kunnen aanleiding geven tot agressie of apathie. De angst kan ontstaan door het verlies dat mensen met dementie ervaren (verlies van geheugen en vaardigheden). Andere symptomen die nog kunnen optreden zijn loopdrang, depressie, neerslachtigheid, zich slecht verzorgen …
- Ontremd gedrag: De persoon met dementie vergeet de gebruikelijke omgangsvormen en omgangsnormen. Hij weet niet meer wat aanvaardbaar is om te zeggen of te doen. Hij kan zich bijvoorbeeld in het openbaar beginnen uitkleden of luidop vloeken zonder te beseffen dat dit ongepast is. Dit kan in een vergevorderd stadium van dementie voorkomen, maar niet noodzakelijk bij elke patiënt. Bij frontotemporale dementie kan ontremd gedrag echter al in een beginfase voorkomen