5. Het proces van dementie
In het dementieproces kunnen 4 fasen herkend worden:(aan te klikken voor meer info)
In het begin van de ziekte, en dit soms gedurende langere periodes, kan het gedrag in het alledaagse leven ‘vrijwel’ normaal verlopen: de intellectuele vermogens zijn nog ‘grotendeels’ intact en men is in staat om ‘alles’ zelfstandig te beredderen. Toch zal het steeds voortschrijdend proces van dementie van het verlies aan zenuwcellen zorgen voor een steeds voortschrijdende moeilijkheden. Daarbij valt (nogmaals) te onderstrepen dat men in het begin normale ouderdomsvergeetachtigheid moeilijk kan onderscheiden van beginnende dementie. Het is pas wanneer de dementie verdergaat, dat men zekerheid krijgt. Men merkt dan dat niet alleen het geheugen achteruitgaat, maar dat ook de taal verarmt, vertrouwde handelingen verloren gaan, bekende voorwerpen niet meer herkend worden, enz.
Terug naar menu
In het dementieproces kunnen 4 fasen herkend worden:(aan te klikken voor meer info)
- Het bedreigde ik = er is iets niet pluis : Enige tijd (maanden, soms jaren) vóór de symptomen van dementie zichtbaar zijn, kan je veranderingen in het functioneren van de persoon vaststellen. Deze symptomen zijn weinig specifiek en zijn pas herkenbaar als de diagnose is gesteld. Ze zijn de eerste tekenen van veranderend cognitief functioneren.In dit stadium klaagt de persoon met dementie vooral over geheugenproblemen. Hij is vergeetachtig, heeft het moeilijker zich te concentreren, is minder zelfzeker, minder stressbestendig, vlugger ontroerd, kwetsbaarder en heeft bovendien de neiging zich te isoleren. Taken zoals koken, strijken, een etentje organiseren, werken in de tuin of klussen worden veel moeilijker.
Je merkt dat de persoon met dementie niet wil toegeven dat hij regelmatig iets vergeet. Hij probeert ‘camouflagetechnieken’ om dit zo veel mogelijk te verstoppen voor de omgeving. Een leugentje om bestwil komt vaak voor Dikwijls gaan personen met dementie langs bij de huisarts met diverse, aspecifieke lichamelijke klachten. Dat zijn vage klachten, bijvoorbeeld zich onwel voelen, vallen, duizeligheid, maag-darmklachten … - Het verdwaalde ik = beginnende dementie : Op een bepaald moment lukt het de persoon met dementie niet meer om de symptomen te camoufleren. Geheugenproblemen zijn nu manifest aanwezig. Vooral het kortetermijngeheugen is aangetast. De persoon is bijvoorbeeld vergeten wat hij net gegeten heeft en herhaalt dikwijls dezelfde woorden. Als mantelzorger heb je vaak de neiging je te concentreren op de dingen die de persoon zich wel nog herinnert. Hierdoor zie je vaak niet wat echt fout gaat. Je hebt uiteraard tijd nodig om alles te laten doordringen en in te zien dat er echt veranderingen zijn. In dit stadium kunnen ook (nachtelijke) onrust en angst optreden. De persoon met dementie laat zich leiden door emoties en lichamelijke behoeften. Emotionele beleving en desoriëntatie in de vertrouwde omgeving zijn ook heel uitgesproken. Deze fase gaat vaak met depressie gepaard. Soms treden er opvallende veranderingen in de persoonlijkheid op. Het kan bovendien zijn dat de persoon met dementie bepaalde voorwerpen niet meer herkent of dat hij niet meer weet in welke volgorde welke handelingen moeten worden uitgevoerd. Dan is er ook sprake van toenemende agnosie en apraxie. Dit zijn zeer moeilijke momenten, zowel voor de persoon zelf als voor zijn mantelzorger(s
- Het verborgen ik = matige dementie : In deze fase merk je dat het geheugenverlies van de persoon met dementie toeneemt en dat zijn langetermijngeheugen is aangetast. Heden en verleden lopen door elkaar. Bovendien ondervindt de persoon met dementie problemen om zich uit te drukken. Hij vindt minder vlug het geschikte woord, zijn taal wordt ‘armer’. In een gesprek heeft hij de neiging om de rode draad kwijt te raken en zijn betoog is niet meer volledig logisch opgebouwd.Een aantal routinehandelingen kan hij niet langer vlot uitvoeren, bijvoorbeeld bankverrichtingen, gerechten bereiden …
Je merkt dat de desoriëntatie in tijd en ruimte bij de persoon erger wordt. Het is mogelijk dat de persoon met dementie de namen van familieleden en vrienden niet meer kent. Sterke emoties zoals vlug kwaad worden, huilbuien of angstig zijn, kunnen net zoals waanbeelden en hallucinaties tot uiting komen. Het is niet uitgesloten dat de persoon een aantal gewaarwordingen op een paranoïde manier interpreteert: ‘Ik vind mijn geld niet meer. Jij stal het’ ; In dit stadium kunnen mensen meestal nog relatief goed voor zichzelf zorgen, hoewel de persoon met dementie soms wat sturing nodig heeft. In dit stadium is het noodzakelijk dat je de persoon met dementie goed begeleidt in het dagelijkse leven - Het verzonken ik = ernstige dementie : In een meer gevorderd stadium van dementie wordt de persoon steeds meer hulpbehoevend. In deze fase gaan bijna alle intellectuele functies verloren. De persoon met dementie heeft hulp nodig bij handelingen zoals zich wassen, zich aankleden, eten en naar het toilet gaan. Het is ook niet meer evident om zich zelfstandig te verplaatsen. De persoon met dementie vertoont ernstige geheugenstoornissen. Hij herkent zijn dierbaren of de eigen woning niet meer. Het valt zelfs voor dat hij zichzelf niet meer in de spiegel herkent of dat hij gebeurtenissen op televisie als werkelijkheid in de huiskamer interpreteert. Het spreekt voor zich dat dergelijke gewaarwordingen tot angstgevoelens en onrust kunnen leiden Het is bovendien mogelijk dat een aantal gedragsproblemen de kop opsteken: rusteloosheid, doolgedrag, roepgedrag, ‘sundowning’ (onrust en doolgedrag die vooral in de avonduren opkomen), omkering dag-en-nachtritme, urinaire incontinentie …
In dit stadium is residentiële opname vaak nodig omdat de persoon met dementie meestal bedlegerig en volledig zorgafhankelijk is. Je merkt dat communicatie met je dierbare zeer moeilijk tot onmogelijk is geworden
In het begin van de ziekte, en dit soms gedurende langere periodes, kan het gedrag in het alledaagse leven ‘vrijwel’ normaal verlopen: de intellectuele vermogens zijn nog ‘grotendeels’ intact en men is in staat om ‘alles’ zelfstandig te beredderen. Toch zal het steeds voortschrijdend proces van dementie van het verlies aan zenuwcellen zorgen voor een steeds voortschrijdende moeilijkheden. Daarbij valt (nogmaals) te onderstrepen dat men in het begin normale ouderdomsvergeetachtigheid moeilijk kan onderscheiden van beginnende dementie. Het is pas wanneer de dementie verdergaat, dat men zekerheid krijgt. Men merkt dan dat niet alleen het geheugen achteruitgaat, maar dat ook de taal verarmt, vertrouwde handelingen verloren gaan, bekende voorwerpen niet meer herkend worden, enz.
Terug naar menu